Artistiek

Behoudens enige stadsgezichten, waarin de Grote Kerk centraal staat, zijn het uitsluitend de olieverf-studies naar ‘de oude meesters’ die in sommige Bredase huiskamers teruggevonden kunnen worden.


Jan heeft diverse malen, ter gelegenheid van een huwelijk in zijn naaste familie, meerdere schilderijen tegelijk aan deze of gene cadeau gedaan om de nieuwe woning ‘wat aan te kleden’. Dan kwam hij uit zichzelf met die ‘kopieën’ op de proppen; klaarblijkelijk waren ze in kleine kring al populair of vond Jan zélf dat ze de toets der kritiek konden doorstaan. Hoe het ook zij; de rest van zijn indrukwekkend oeuvre bleef altijd opgeslagen in zijn ‘werkkamer’ en op de vochtige zolder van zijn bovenwoning aan de Teteringsedijk.

Jan verzamelde zijn leven lang oude lijsten die hij vaak meenam wanneer zijn klanten bij wie hij aan het behangen en het schilderen was zich in de nieuwe spullen staken. Tot een zuivere afweging welke lijst zich het beste voor een van zijn werken leende kwam het echter zelden. Jan had de gewoonte om de eerste de beste lijst die een beetje paste met kunst- en vliegwerk rond het werk van zijn keuze te ‘metselen’. Met repen karton bij wijze van passe-partout, plakband, punaises en kruiskopschroeven maakte hij zijn werk gereed voor de permanente huisexpositie. Een authentieke Franse slag die in schril contrast met de verfijning van zijn artistieke arbeid lijkt te staan, maar niettemin de mens Jan Moll ten voeten uit. De presentatie, dat kwam allemaal niet zo nauw voor hem.

Tijdens zijn leven heeft Jan op familie, vrienden, buurtgenoten en de cliënten van het schildersbedrijf een onuitwisbare indruk achtergelaten. Enerzijds door die mengeling van eenvoud, opofferingsgezindheid en daadkracht, maar vooral ook door zijn eigenzinnigheid gekoppeld aan een solitair beginsel waarmee hij een bijzondere rol vervulde binnen zijn familie en de gemeenschap daar omheen. Jan was getrouwd met de kunst. Waar een ander, na gedane arbeid, zich met het avondblad nestelde in de warmte van het huisgezin, greep Jan naar verf en penseel om met zijn artistieke, welhaast religieuze gevoeligheid de schoonheid van de hem omringende wereld vast te leggen.

Een verstild universum dat zich uitstrekt van het morsige dressoir in zijn woonkamer aan de Teteringse Dijk, langs gemeentegrenzen in de wijde omtrek tot ver in Duitsland. Steeds op zoek –ook in psychologische zin– naar de juiste balans tussen binnen en buiten. De veldboeketten bij het raam, het langzaam veranderende landschap van zijn jeugd daarbuiten en ergens in de verte die wonderlijke, idyllische verbeelding van de wereld waarin hij terecht komt als de wereldbrand losbarst. Bewijslast voor de onschuld van het ‘schuldig landschap’.

In de schilderkunst van Jan Moll is geen plaats ingeruimd voor mensen. Die zitten binnen als het Angelus geklonken heeft. Of ze zijn, vlak vóór het verstrijken van De Tweede Wereldoorlog, nog nét verkocht voor ‘n paar zilverlingen (later kalkt hij enkel een futiele, stille klacht -moordenaars- op de muur in zijn tekening). Of het zijn stippen in de verte rond een boerenschuur waar hij met zijn vrienden bivakkeert, op weg naar huis als de vrede getekend is. Zij hangen daar wat rond bij hun schamele oorlogsbuit, maar Jan is de heuvels in getrokken met zijn aquareldoosje (geruild voor een stuk worst), om van daaruit die onomkeerbare situatie in zich op te nemen.

Zo creëerde hij zijn verlaten toneel. Een emotioneel landschap als een leeg coulissen-decor. Of, zoals historicus Eric Dolné het benoemde tijdens zijn toespraak bij de expositie in Het Lucia; het lyrische Brabantse antwoord op het ruige expressionisme. Daar hadden Jan en zijn kornuiten van ‘de voortgezette klasse’ wel weet van. Zijn vrienden uit die tijd waren van welvarende huize; erudiet en leergierig en Jan wist zich met zijn lankmoedigheid blijkbaar een plek te verwerven in die voorhoede. Door karakter en omstandigheden zou hij, eigenlijk als enige, altijd trouw blijven aan die adoliscente fascinatie. Hij had wat te verdedigen vanuit zijn achtergrond. Maar tegelijkertijd voelde hij zich maar een armzalige provinciaal ten opzichte van zijn grote, mondaine voorbeelden uit de kunstgeschiedenis.