Opleiding

Jan Moll beschikte van jongs af aan over de toewijding, de leergierigheid en de (sociale) intelligentie om de leiding over het familiebedrijf van zijn vader over te nemen. Daartoe kreeg hij dan ook de bijbehorende scholing.


Van 1927 tot 1930 doorliep hij een gedegen opleiding in het schildersvak op de Gemeentelijke Ambachtschool aan het Van Coothplein. Hij volgde daarna op de avondschool nog vijf jaar lang de zogeheten ‘voortgezette klasse’. Deze opleiding voorzag in die tijd naast een hogere kennis van techniek en materialen tevens kunstzinnige modules waaronder tekenen en ontwerpen.

Goedopgeleide schilders werden in die tijd nog verondersteld zich te bekwamen in decoratiewerk (marmeren, houtnerf-kammen, etc.), belettering en het vervaardigen van (in het Brabantse meestal religieuze) afbeeldingen in monumentale zin. Jan had dus het geluk dat hij, als eenvoudig werkman in spe, toch deelgenoot kon worden aan de culturele erfenis van de voorbije negentiende eeuw. In die Voortgezette Klasse werd de grondsteen onder Jans’ artistieke belangstelling gelegd. De invloed die de uit Engeland overgewaaide progressieve ideeën van de Arts and Craft-movement destijds op het ‘Vaderlandsch Vakonderricht’ uitoefende zal daar niet vreemd aan zijn geweest. Zo maakte Jan kennis met een waaier van kunstzinnige technieken die zich tijdens het interbellum gaandeweg van hun oorspronkelijke beroepsgroepen zouden vervreemden om uiteindelijk enkel nog aan kunstacademie’s gedoceerd te worden.

Jan kreeg zijn teken- en schilderlessen van de docenten Sprangers en Jan Theuns uit Princenhage. De leerstof viel blijkbaar in vruchtbare aarde want zijn verdere leven zou Jan Moll, naast zijn dagelijkse schilderswerkzaamheden, zijn belangstelling in dit medium verder verdiepen en als auto-didact zijn techniek blijven ontwikkelen.